- Voor de parfait
- 110 gr suiker
- 50 ml water
- 4 eidooiers
- 250 ml slagroom
- 60-75 ml limoncello
- Verder nodig
- verse aardbeien, schoongemaakt en gehalveerd
Parfait is een ijs dat je zonder ijsmachine kunt maken. Om die reden wordt het ook wel stilstaand ijs genoemd; het hoeft tijdens het bevriezen namelijk niet in beweging gehouden te worden. Omdat parfait zonder ijsmachine wordt gemaakt is het belangrijk dat het mengsel mooi luchtig is, zodat het bevriest zonder dat het een hard stuk ijs wordt of er heel veel ijskristallen gevormd worden. Daarom is de basis van parfait vaak een pâte à bombe; eidooiers opgeklopt met een gekookte suikersiroop. Dat in combinatie met de slagroom zorgt voor een zijdezachte en romige parfait.
In dit recept heb ik de parfait gemaakt in flexibele siliconen muffinvormpjes. Als je die niet hebt kun je de parfait ook maken in bijvoorbeeld een cakevorm. Bedek daarvoor de binnenkant van de vorm met plasticfolie en schep daar het ijsmengsel op. Na het bevriezen kun je de parfait met behulp van het plasticfolie uit de vorm halen en in plakken snijden om te serveren. Met dit recept heb je genoeg om 8 muffinvormpjes te vullen.

Bereiding: Limoncello parfait
Doe de suiker met het water in een steelpannetje en breng dit aan de kook. Meet met een suikerthermometer de temperatuur. Doe intussen de eidooiers in een kom en klop die luchtig op. Blijf kloppen tot de suikersiroop 118-120 °C is. Giet de hete suikersiroop al kloppend bij de eidooiers en blijf kloppen tot het dooiermengsel afgekoeld is tot lichaamstemperatuur.
Klop in een andere kom de slagroom lobbig op. Spatel 1/3 van de slagroom door het eidooiermengsel. Herhaal dit met de rest van de slagroom en voeg aan het eind de limoncello toe. Probeer alles rustig door te spatelen, zodat het mengsel luchtig blijft. Schep het parfaitmengsel in silliconen muffinvormpjes (of in welke vorm je maar wilt) en zet deze minimaal een nacht in de vriezer.
Haal de limoncello parfait voor het serveren uit de vormpjes en garneer ze met de verse aardbeien.
Foto’s: Erik Spronk

